Vandaag kreeg ik bericht van Pieter dat het hem inderdaad gelukt is mevrouw Burutati een interview af te nemen! Hier volgt zijn relaas, allereerst over de ontmoeting die aan het interview vooraf ging:
I. De dag vóór het interview, een introductie
Het is woensdag 5 mei, half één in de middag, als ik mij begeef naar het braakliggende terrein naast het complex waar ik samen met mijn beeldschone vrouw en zo mogelijk nóg mooier dochtertje van ruim vijf maanden, nu alweer meer dan een jaar woon. Ik weet dat de tuinkabouterfamilie Burutati hier kortgeleden is neergestreken, vanwege de uitgesproken, groene kwaliteiten van het terrein: er is geen doorkomen aan, overal enorme bramenstruiken en hoog gras, ideaal voor een kabouterfamilie dus. Ik ga moeder Burutati om een onderhoud vragen, waarvan ik de resultaten dan op moederdag hoop te publiceren.
Het gebied van pak hem beet een hectare wordt aan de westkant afgesloten door een muur met een grote, gammele houten poort die klemt, aan de noordkant door een inmiddels vrijwel onzichtbaar hek en een fraai elektriciteitshuisje uit 1941, aan de oostkant door de spoorlijn Den Bosch-Utrecht uit 1860 en aan de zuidzijde door een grindpad, ons rijtje huizen en de bergingen van het fraaie, juist opnieuw geverfde, spierwitte 19de-eeuwse hoofdgebouw (oorspronkelijk gebouwd als nonnenklooster, nu met minder vrome bewoners). Overal rondom het terrein staan hoge bomen, sommige nu weelderig met roze bloesem overdekt, enkele hoge populieren zijn door een mij onbekend soort klimplant overwoekerd, tot een hoogte van wel 15 meter. In het gras liggen hier en daar bergjes donkerbruine tuinaarde met daarin overdreven veel kunstmest, duidelijk zichtbaar als een soort witte anijshagel. Het zijn restanten van een kelder-wietplantage van één van mijn buren, ongeveer een jaar geleden al opgerold door de politie. Gezien het aantal bergjes tuinaarde - per bergje qua hoeveelheid aarde ongeveer één grote bloempot - moet het een grote plantage zijn geweest! Nu dient de ongetwijfeld knetter vruchtbare aarde een nieuw doel, het gebied lijkt wel een oerwoud, dankbaar in gebruik genomen door alle mogelijke soorten vogels, kleine zoogdieren, padden en insecten. Hier komen de natuurgeluiden vandaan die deze plek zo fijn maken om te wonen: altijd die ruisende boombladeren en alle mogelijke soorten zingende vogels, flora en fauna continu in gesprek. Het geluid van voorbijrazende treinen verscheurt op regelmatige tijden helaas dit natuurgevoel. En de straaljagers uit Vught doorbreken juist hier soms met een ongelooflijke dreun de geluidsbarrière. Nou ja, het grootste deel van de tijd is deze plek tóch een wilde oase.
Na enige tijd zoeken in deze wildernis vind ik de zomerresidentie van de Burutati’s: vier gloednieuwe, felgekleurde plastic tuinhuisjes rondom één houten tuinhuisje. Dit ‘wijkje’ (‘onder architectuur’, zou een makelaar bij verkoop ongetwijfeld stellig beweren) wordt volledig omgeven door manshoge braambossen. Onmiddellijk denk ik aan een bericht in het plaatselijke sufferdje van vorige week, waarin verslag werd gedaan van de raadselachtige diefstal van 5 kindertuinhuisjes bij de nabijgelegen Gamma… De bewegingsmelders in het Gamma-pand hadden vreemd genoeg niet gewerkt. Grote vraag was waarom de dieven in hemelsnaam die huisjes stalen (ze waren nota bene in de aanbieding!!) terwijl er ook zoveel dure apparatuur en gereedschap aanwezig was. En dan die idioot kleine vingerafdrukjes, in geen enkele vingerafdruk-database terug te vinden. Hoe dan ook, een betere bestemming voor de huisjes is nauwelijks denkbaar: een vader en moeder tuinkabouter met hun 14 kabouterkindertjes hebben nu voorlopig weer passend onderdak, met enorme tuin bovendien. Wat zullen die bengeltjes daar heerlijk hutten kunnen bouwen, in bomen klimmen, steentjes naar de vogels gooien of schieten met hun katapultjes, aan brommertjes sleutelen, inbreken in het elektriciteitshuisje ondanks of juist dankzij de waarschuwende bliksemschicht op de deur, gestolen muntjes op de spoorlijn leggen, enzovoorts! De tuinhuisjes zijn ongeveer één meter hoog, bij het houten huisje hangt een miniformaat Nederlandse vlag buiten. “Natuurlijk, het is vandaag bevrijdingsdag!”, bedenk ik me. Ik klop zachtjes op het kleine, boogvormige deurtje, maar er gebeurt niets. Ik klop wat harder, maar weet al dat bij dit formaat huis de bewoner als hij thuis is zeker het eerste geklop moet hebben gehoord. Ik kijk door het raampje en zie een fraai ingericht kinderkeukentje met poppenfornuisje, waarop een pan heerlijk geurende soep staat te pruttelen. Schorseneren-bosbessensoep, zo te ruiken. Moeder Burutati moet dus in de buurt zijn (vader Burutati doet naar verluid werkelijk niets in het huishouden, vindt dat hij meer dan genoeg doet door elke dag naar zijn saaie maar toch vermoeiende werk te fietsen op zijn driewielertje). Plotseling gaat er achter mij een raampje open van een plastic huisje en er komen vijf hoofdjes tevoorschijn, in grootte oplopend van een groot kippenei (of een klein ganzenei) tot ongeveer een bloedsinaasappel. Een kleurrijk geheel, ze hebben allemaal een klein vilten puntmutsje op in de kleuren rood, geel, groen, blauw en zelfs zwart. Ze krijsen keihard in koor in mijn oor: “Hallo meneer, wat kunnen we voor u doen meneer, zegt u het maar meneer, tot uw dienst meneer!” Wat een lief, goed opgevoed stelletje! “Ik zoek jullie moeder”, zeg ik. De kleinste, met groen mutsje waar drie kleine vlechtjes onder uitsteken, antwoordt het snelst: “mwamawizzuhniedho”. Haar articulatie laat te wensen over, maar dat kan ook niet anders, omdat het kleine wezentje een miniformaat Bisphenol-A vrij babyspeentje in het mondje heeft. “Mama isserniet hoor”, zegt de grootste van het stel vervolgens. Zijn iele stemmetje klinkt vreemd hooghartig, alsof hij aspiraties heeft om filmster te worden en alvast de juiste toon probeert aan te slaan. Hij is geheel in het zwart gekleed, heeft een klein rond brilletje op zijn neusje en een duidelijk bliksemschichtvormig litteken op zijn voorhoofd. “Hmm, zou mij niets verbazen als die etter Harry heet”, denk ik bij mijzelf. En misschien weet hij ook wel méér van die urenlange stroomstoring die vorige maand half Den Bosch trof, waarvan moedwillige sabotage in het reeds eerder genoemde elektriciteitshuisje uit 1941 achteraf de oorzaak bleek! “Wiltsju haar mobiele nummer?”, vraagt de middelste van het rijtje slissend tussen 8 ontbrekende voortandjes door. Ik schrijf het nummer op, me afvragend hoe zo’n kaboutermoedertje het voor elkaar heeft gekregen een abonnement af te sluiten. Moet haast wel een pre-paid mobieltje zijn. Na de kinderen gedag te hebben gezegd draai ik mij om en loop terug naar het pad, maar ik krijg al na enkele stappen een rotte mandarijn, een Tasty Tom tomaat, twee grijze steentjes en een papieren vliegtuigje tegen het achterhoofd. Zes andere projectielen missen doel en suizen fluitend vlak langs mijn oren. Als ik mij razendsnel weer omdraai naar het plastic huisje zie ik nog net het raampje dichtklappen en hoor ik op 5 verschillende toonhoogtes ingehouden gegiechel uit die richting… Wat een lief, goed opgevoed stelletje! Wrijvend over mijn achterhoofd loop ik naar het pad, waar toevallig net mevrouw Burutati komt aanlopen. Verbazend rap overigens, voor iemand met zulke korte beentjes, vooral als je bedenkt dat ze gigantisch veel boodschappen bij zich draagt in zes Albert Heijn tassen. Ze kijkt bezorgd en verlegen en wil eerst gewoon zonder iets te zeggen langslopen, als ik haar aanspreek. “Mevrouw Burutati, wacht even!” Als versteend blijft het vrouwtje staan. “Ik kan alles uitleggen!”, stamelt ze. “Heel graag, want ik wil u graag interviewen voor een special die gaat verschijnen op moederdag. Als tuinkaboutervrouw en moeder van zoveel kinderen hebt u toch zeker een interessant verhaal te vertellen”, antwoord ik. De angstige verbazing op haar gezichtje verdwijnt in een oogwenk en maakt plaats voor de allercharmantste glimlach van oortje tot oortje.
Mevrouw Burutati verdient hier al een gedetailleerde beschrijving van haar uiterlijk. Ik schat haar lengte exclusief puntmuts op 65 centimeter, dat is dus zo ongeveer de lengte van een baby van 5 maanden, en ze heeft ook ongeveer dat gewicht (om en nabij de 8 kilo). Haar leeftijd is niet te schatten, maar je hebt van die vrouwen die eeuwig jong en slank blijven, zoals mijn eigen schoonmoeder. Maar mijn schoonmoeder is pas 47, van mevrouw Burutati weet ik al dat ze ouder is dan 300. Dat weet ik van haar man Koen, die mij ooit trots vertelde dat hij zo’n jonge vrouw aan de haak had geslagen, hij was meer dan 150 jaar ouder dan zij! Onwillekeurig moest ik toen aan het leeftijdsverschil tussen mijn vrouw en mijzelf denken, maar zei daarover wijselijk maar niets. De oudst levende tuinkabouter (uit Mongolië) is overigens officieus 1143 jaar oud, dus al die leeftijden zijn uiteindelijk toch maar relatief.
Moeder Burutati heeft prachtig, dik elektron-blond haar, dat op deze wat frisse vijfde mei losjes onder een groen stro-puntmutsje met zonneklep vandaan komt. Het is nergens aan te zien dat ze zoveel kinderen heeft gekregen en de magische grens van driehonderd jaar is gepasseerd: ze heeft een nauwsluitend jeansblauw spijker-tuinbroekje aan dat mij zeer bekend voorkomt (heeft mijn dochtertje er niet precies zo een?) en haar blote voetjes zijn gestoken in minuscule houten klompjes waarvan de grijsgroene verf op een bijzondere manier deels afgesleten is. Jopie Huisman of Dick Ket zouden deze klompjes zeker op een schilderij vereeuwigd hebben. Onder het tuinbroekje een eenvoudig bleek groenblauw T-shirtje, om haar pols een veel te groot Swatch-horloge met groen plastic bandje, eenvoudig gouden kettinkje om de nek, geen make-up. Ze moet verbazend sterk zijn, gezien de zes tassen waar de groenten aan alle kanten uitsteken.
“Mevrouw Burutati”, begin ik… “Hallo meneer, wat kan ik voor u doen meneer, zegt u het maar meneer, tot uw dienst meneer!” is het onmiddellijk piepend opgedreunde antwoord. Zonder aan dit ingestudeerde zinnetje aandacht te besteden vervolg ik: “Wanneer kan ik u interviewen? Het moet uiteraard vóór moederdag gebeuren, het spijt mij dat ik u nu pas om deze gunst kom vragen.” Het vrouwtje glundert een uur in de wind, zet haar zware AH-tassen neer (er zit ook een Aldi-tas bij, zie ik nu), trekt een viezig, groen uitgeslagen notitieboekje uit de voorzak van haar tuinbroekje en bladert het - voor de vorm lijkt het wel - schijnbaar aandachtig door. Haar houding verandert, en plotseling en voorzover mogelijk uit de hoogte vraagt ze: “Ik heb natuurlijk héél weinig tijd, dus kunt u morgen al de hele dag komen?” Na enige tijd onderhandelen weet ik de starttijd van het interview naar 11 uur te brengen (zij wilde eigenlijk al om 6 uur ’s ochtends beginnen) en de eindtijd rond een uur of vier in de middag (zij wilde voor mij koken zodat we samen rond zessen gefrituurde mol in bosbessaus met gesmoorde tulpenbladeren zouden kunnen eten…). “U heeft geluk, de kinderen zijn morgen een dagje naar het strand met opa en oma en Koen is overdag natuurlijk naar zijn werk en ’s avonds naar zijn kaartclubje!” Guitig voegt ze eraan toe: “hebben we samen fijn het rijk alleen!” Ik vraag nog waar ik mij dan moet vervoegen, waarop ze me wijst op een zitje dat half verscholen tussen de bomen en ongecultiveerd struikgewas is opgesteld. “Dat is één van de vele geplande zithoekjes van de nog te realiseren tuin “De Burutati-stek”!, zegt ze trots. “Als alles goed gaat komen hier uiteindelijk meer bussen met Japanners en Koreanen dan bij de Keukenhof of de Woudstek!” Jottem, denk ik nog, en ik zeg ferm: “Tot morgen mevrouw Burutati!”
... wordt vervolgd....
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten